Spring naar de content

Brieven

De redactie verwelkomt ingezonden brieven, maar behoudt zich het recht voor (te) lange brieven in te korten. Vermeld altijd uw adres, ook wanneer u per e-mail verzendt.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door De Redactie

Paul Rosenmöller (3)

Het zeer goede artikel van de heer Roelof Bouwman over Paul Rosenmöller (HP/De Tijd, 9 januari) kwam als geroepen. Ik was net van plan een brief naar een krant te schrijven, omdat het mij – en vermoedelijk zeer velen met mij – zeer ergerde dat Rosenmöller steeds meer op de tv was te zien. Dat hoeft nu eigenlijk niet meer, ware het niet dat uw artikel steun verdient door middel van een reactie.

Abboneer op een lidmaadschap

Flinke korting op een digitaal jaarabonnement

Sluit nu voordelig een abonnement af en maak kennis met de journalistieke kracht van HP/De Tijd. (Op elk moment opzegbaar.)

Word abonnee

Rosenmöller heb ik altijd al ervaren als een onwaarachtig persoon. Bovendien is hij nog laf ook, door uit de politiek te stappen na bedreigingen – wat een voorbeeld! Mensen zoals ik, wonend in de Amsterdamse Pijp, hebben dagelijks met bedreigingen in verschillende vormen te maken dankzij de politiek van Rosenmöller, die als rijke, superrode politicus zelf comfortabel in zijn rustieke villa in Driebergen woont. Dat hij zijn streken niet heeft verloren, tonen zijn bezigheden bij de IKON.

G. van Lohuizen, Amsterdam

Op pad met Beatrix

Wat een flauw en goedkoop verhaal over ‘Beatrix onder de mensen’ (HP/De Tijd, 9 januari). Zoiets is een beetje weekblad toch onwaardig. Wat vindt zo’n Marcel van Roosmalen daar zelf nu van? Of staat-ie al op de nominatie voor ontslag? Ik kocht uw blad uit een soort heimwee naar de vroegere De Tijd. Voorlopig, of nooit meer, dus.

Antoon Wissing, Arnhem

Mevrouw Verlind

In HP/De Tijd van 2 januari verscheen in de rubriek ‘De Kring’ een artikel over de KRO. Daarin stonden feitelijke onjuistheden, waardoor bij de lezer een verkeerd beeld ontstaat.

De schrijver van dat artikel, Boudewiijn Geels, stelt dat ‘Verlind zijn zoon Martijn heeft laten inhuren’ door de KRO en noemt als voorbeeld het programma Wonderen bestaan. De bewering is onjuist. Eindredacteuren van de programma’s bepalen wie er wordt ingehuurd. Ton Verlind heeft daar in zijn functie als mediadirecteur geen bemoeienis mee. Dat geldt overigens evenzeer voor Letty van der Geest, de echtgenote van Ton Verlind. Zij is redactiecoördinator bij Wonderen bestaan, en vanuit die functie heeft zij met het inhuren van (ca-mera)mensen ook geen bemoeienis. HP/De Tijd stelt (en concludeert foutief uit NRC Handselsblad) dat betalingen voor die werkzaamheden zijn geschied via Info TV, het bedrijf van Ton Verlind. Dit is apert onjuist.

Naast deze onjuistheden wordt in het artikel een onevenwichtig beeld van de onrust bij de KRO geschetst. Het betreffende NRC Handelsblad-artikel is in de verschillende KRO-organen aan de orde geweest. Het bestuur van de KRO heeft daarbij vastgesteld dat er integer is gehandeld en er adequate afwegingen zijn gemaakt; de ledenraad is het daarmee eens, terwijl de ondernemingsraad zijn vertrouwen in de aanpak van de directie heeft uitgesproken.

Wij vinden het op zijn minst onzorgvuldig dat geen wederhoor is toegepast om de gebrachte feiten te checken. Het is te betreuren dat Boudewijn Geels het NRC Handelsblad, de bron waarop hij zich baseert, niet goed heeft gelezen. Het resultaat is een verkeerde voorstelling van zaken. José Kager, persvoorlichter KRO, Hilversum

Diva’s met praatjes

Wat een ontzettend zouteloze ‘compilatie’ van interviews met jonge actrices hebben jullie gepubliceerd (HP/De Tijd, 16 januari). Die jonge vrouwen zijn natuurlijk lang niet zo beperkt als jullie ze willen laten lijken: Peter Hoomans heeft domme vragen gesteld en vervolgens een commercieel interessant en met flauwe sarcasmen doorspekt artikeltje in elkaar geknutseld. Ik zag een paar maanden geleden Carice van Houten op het toneel in een Amerikaans stuk, Het bewijs, en daarin bewees zij een steengoede actrice te zijn! Hopelijk niet vaker van dit soort onzin.

S.M. Peddemors-Eyma, Maarssen

Dirk-Jan van Baar

Ik ben overgestapt van het lezen van losse nummers naar een abonnement op HP/De Tijd. Een poosje heb ik de kat uit de boom gekeken om te kijken of de Liberale Lente zich doorzette: en ja, hoor.

En nog gefeliciteerd: u bent zowat de enige in zowel media als politiek die aan de post-Fortuynse kreet ‘het moet anders’ inhoud heeft weten te geven. Vroeger hadden we globaal alleen Elsevier en De Telegraaf voor niet-links Nederland. Helaas hebben deze twee bladen zich niet kunnen verzetten tegen de trend dat media meer en meer als roeptoeters van het politieke establishment lijken te dienen. Zij zijn even verbeten als de politieke partijen zelf en spelen mee in het spel om de macht, in mijn ogen een journalistieke doodzonde.

Tot mijn genoegen werd HP/De Tijd in korte tijd de van pure levensvreugde knetterende ontmaskeraar van zowel linkse als rechtse schijnheiligheid. En omdat de sociaal-democraten en de socialisten nu eenmaal de hofleveranciers van schijnheiligheid zijn (dat heerlijk kleffe levensbloed der publicisten), krijgen PvdA, GroenLinks en de SP er hard van langs.

Dat levert weer vele, komische boze brieven van linkse mensen op die er niet aan gewend zijn dat journalistiek ook kritisch en onafhankelijk van hún clubjes kan zijn.

Mijn favoriete columnist: Dirk-Jan van Baar. Wie dacht dat er geen rechts cabaret bestond; Dirk-Jan is het. Zijn column ‘Laatste kans voor de PvdA’ (HP/De Tijd, 16 januari) leverde mij zulke lachbuien op dat ik de komende drie maanden lang zonder schreien door NOVA en Philip Freriks kan heenkomen. Dank je, Dirk-Jan.

Elke Vlasveld van Langen, Vledder

João Varela

In het artikel ‘Ach, iedereen heeft toch uit ons partijprogramma gejat’ (HP/De Tijd, 16 januari) stelt João Varela dat wat hem betreft het leger mag worden ingezet om de verloedering van ons land tegen te gaan en om de integratie te bevorderen. Ook speciale kampen voor bepaalde jongeren en hun ouders zouden hiertoe bijdragen.

Ik weet niet of de heer Varela enig besef heeft van (politieke) geschiedenis, maar deze vorm van beleid heeft in onder andere Noord-Korea, Stalins Sovjet-Unie en Hitlers Duitsland op zijn zachtst gezegd niet echt veel positieve resultaten gegenereerd.

Het gekke is ook dat juist deze heer Varela een meer positieve blik op de toekomst zou moeten hebben. De verloedering van Nederland is volgens hem immers te wijten aan drie zaken: (1) het verdwijnen van begrip voor gezag, (2) het lukraak allochtonen binnenlaten, door ‘Naïef Links’ in de jaren zeventig, en (3) de uit de klauwen gelopen verzorgingsstaat als gevolg van datzelfde linkse gedachtegoed.

Nu wil het toeval dat hij later in het interview zegt zelf in de jaren zeventig met zijn ouders naar Nederland te zijn gekomen (2), weggelopen is van huis omdat zijn vader te streng was (1) en opgevangen is in één van de vele tehuizen in Nederland (3). Ondanks zijn slechte score op deze drie variabelen is hij echter niet mislukt of verloederd. Integendeel, hij denkt zelfs de oplossing te hebben voor de huidige problemen. Varela’s slagen in de maatschappij is toch maar mooi bewerkstelligd zonder de communistische en fascistische methoden die hij nu zelf voorstelt. Dankzij begrip, hulp en het sociale denken van wat hij ‘Naïef Links’ noemt, is hij in staat deze totaal onzinnige, gevaarlijke en achterhaalde denkbeelden uit te dragen in het hoogste bestuursorgaan van ons land. Als de heer Varela dit niet kan inzien, is hij met recht tot ‘Slechtste politicus van 2003’ gekozen.

Niels Posthumus, Amsterdam

Hoofddoekjes af!

In HP/De Tijd van 16 januari stond een groot artikel onder de titel ‘Hoofddoekjes af!’ waarin wordt gewezen op de nieuwe wet in Frankrijk, waarbij het dragen van kruis, keppeltje en hoofddoek wordt verboden in de klaslokalen.

Laat ik mijzelf eerst voorstellen: Ik ben Camilia, ben zestien jaar, zit in 4-havo, ben geboren en getogen in Oosterhout, en ja, ik ben een hoofddoek-dragende moslima.

Het debat over de hoofddoekjes is in Nederland weliswaar nog niet zo hevig als in Frankrijk, maar ik hoor steeds meer geluiden die zeggen dat het tijd wordt dat er ook in ons land een hoofddoekverbod moet komen. Dat bevordert immers de integratie en er zal meer sprake zijn van feminisme bij de moslimvrouw, toch?

Naar mijn idee is dat een verkeerd denkbeeld. Ik bedoel: wat verstaat men onder integratie? Moet ik mijn hoofddoek afdoen, mijn haren blond verven, mijn naam omdopen tot Kim Jansen en minirokjes gaan dragen? Ben ik dan aangepast en kan ik dan echt participeren in de Nederlandse samenleving? Maar wie zegt dat ik wil participeren in de Nederlandse samenleving? Ik wil namelijk participeren in de multiculturele samenleving, want dat moet Nederland worden. Een samenleving waarin alle bevolkingsgroepen op een respectvolle en sociale manier met elkaar samenleven.

De vraag is: willen we nu assimilatie of integratie!? In het geval van assimilatie zou een hoofddoekverbod een mooie stap zijn. Maar nee, men heeft het in Nederland over integratie. En integratie is het aanpassen aan de samenleving met behoud van je eigen normen en waarden. Als de auteur van het betreffende stuk integratie wil, hoe kan zij dan ook een hoofddoekverbod willen? Een hoofddoekverbod is juist een kernmerk van assimilatie en niet van integratie!

De moslima zal dan juist niet integreren: ze zal een haat ontwikkelen tegenover Nederland en zijn beleid, ze mag en kan immers haar geloof niet uitoefenen. En dat is niet bepaald wat het woord integratie inhoudt! Waar ik me overigens aan erger, is het feit dat in het stuk de hoofddoek met fundamentalisme wordt geassocieerd. Wat heeft de gemiddelde moslima met fundamentalisme te maken? Niets. Alleen is het handig om het woord ‘fundamentalisme’ en het begrip ’11 september’ samen te laten vallen. Men is immers bang voor het islamitische fundamentalisme, en zo zal men ook een hoofddoekverbod kunnen steunen uit een soort angst die op een onterechte manier wordt gecreëerd.

Camilia El Moussaoui,

havo-studente, Oosterhout (NB)

Tussen(d)oortjes

Vorige week stonden bij de rubriek ‘Stijl’ (HP/De Tijd, 16 januari) de caloriewaarden van verschillende tussendoortjesrepen. In dat kader vallen mij in supermarkten de namen op van andere tussendoortjes, zoals negerzoenen en jodenkoeken. Zouden ze zo’n ‘negerzoen’ niet van witte chocolade kunnen maken?

En waarom zijn er wel ‘jodenkoeken’ en geen ‘moslimkoeken’, ‘christenkoeken’ of ‘ariërkoeken’? Tijd om dit soort racistische namen te veranderen. Het is trouwens wel leuk om Feyenoord-supporters op jodenkoeken of amsterdammertjes, ook een koekje, te trakteren.

A. Heemskerk, Waddinxveen