Spring naar de content

Gesprekskunst

Vraag niet: 'Wat doe je voor de kost?' maar: 'Wat doe je zoal overdag?'

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Beatrijs Ritsema

Hoe diverser een gezelschap, hoe meer rekening je moet houden met eventuele gevoeligheden bij een onbekende gesprekspartner. In een homogene groep, bijvoorbeeld allemaal Twentenaren of allemaal psychologen of allemaal alcoholverslaafden, is het nooit een probleem om een gesprek te beginnen: er is een gemeenschappelijke achtergrond, ook al is die volstrekt irrelevant. In een heterogene groep begeeft men zich veel meer op glad ijs.

'Wie ben je en waar kom je vandaan?' zijn de twee elementaire vragen die beantwoord moeten worden als twee onbekenden zich op een feestje enige tijd met elkaar moeten onderhouden. De eerste vraag verwijst naar identiteit, de tweede naar oorsprong. De wie-vraag valt eenvoudig met een naam te beantwoorden, maar veel wijzer maakt dat de ander niet. Een naam is niet meer dan een arbitrair etiket dat pas door herhaald gebruik ingeprent raakt. Het eerste wat je vergeet van een onbekende aan wie je net bent voorgesteld, is zijn naam. Informatiever dan iemands naam is wat hij doet in het dagelijkse leven. De efficiëntste manier om iemands identiteit te peilen is dan ook het vragen naar diens beroep. Het etiket tandarts, hoboïst of registeraccountant geeft onmiddellijk kleur aan een persoon, en leidt ook tot bruikbare associaties voor het vervolg van het gesprek.

Paywall

Wilt u dit artikel lezen? Word abonnee, vanaf slechts 5 euro per maand.

Lees onbeperkt premium artikelen met een digitaal abonnement.

Kies een lidmaatschap