Spring naar de content

Brieven (13, 2006)

De redactie verwelkomt ingezonden brieven, maar behoudt zich het recht voor deze  te redigeren.  Vermeld altijd uw adres, ook wanneer u e-mailt.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door De Redactie

Israël

In het stuk ‘Schrijvers als scheidsrechter’ (HP/De Tijd, 24 maart) merkt Ron Kaal op dat schrijvers die over Israël meningen ten beste geven, veelal eerst een standpunt hebben en vervolgens de feiten erbij sprokkelen. Daarbij zouden die schrijvers de bronnen zoeken die bij hun ideologische profiel passen. Ik wil graag opmerken dat het maar zelden voorkomt dat iemand ijverig aan het sprokkelen van feiten slaat zonder enig standpunt vooraf en dat hij daarbij bronnen zoekt waar hij geen vertrouwen in heeft. Wat telt, is of de feiten die iemand aanvoert ook inderdaad die mening ondersteunen, of die feiten inderdaad feiten zijn of dat er andere feiten zijn die niet met die mening zijn te rijmen. 

Abboneer op een lidmaadschap

Flinke korting op een digitaal jaarabonnement

Sluit nu voordelig een abonnement af en maak kennis met de journalistieke kracht van HP/De Tijd. (Op elk moment opzegbaar.)

Word abonnee

Zo is het helaas een feit (waar velen gemakshalve graag aan voorbij zouden willen gaan) dat er in de Arabische pers systematisch nogal wat lelijks over joden staat. De website www.memri.org maakt dat overvloedig duidelijk door betrouwbare vertalingen van artikelen die wis en waarachtig wel in de Arabische pers verschijnen (MEMRI staat voor: Middle East Media Research Institute). Schrijver De Winter doet er goed aan deze bron te raadplegen. Kaal lijkt de betrouwbaarheid van deze bron in twijfel te trekken omdat ‘de steunbetuigingen en complimenten op het web bijna uitsluitend afkomstig zijn van de neoconservatieve pers’. Dat lijkt mij een kras staaltje van een bron negeren waarvan je denkt dat die niet bij je ideologisch profiel past. 

Kees van Mourik, Amsterdam

Kunstkritiek

Met instemming las ik het artikel van Ron Kaal, ‘Kritiek zonder tanden’ (HP/De Tijd, 24 maart). Kaal stelt dat de criticus van nu vooral bang blijkt de boot te missen. Dit mijns inziens in navolging van de meeste verzamelaars en de musea. Dit fenomeen staat niet op zichzelf, maar is een deel- aspect van wat de kunstwereld in 2006 tekent. De kunstmarkt piekt. Werken van zeer jonge kunstenaars leveren op de internationale veilingen ongelooflijke prijzen op. Hoewel ik meen goed geïnformeerd te zijn, vraag ik me regelmatig af wie die kunstenaars toch zijn. Dan blijkt dat ik door mijn afwezigheid op de laatste kunstbeurs het een en ander heb gemist. Ernstiger, de meeste musea worden gedurende de afgelopen jaren gedreven door populaire sentimenten rondom het werk en zeker niet in de eerste plaats door de kwaliteit ervan. Met verbazing zie ik het ene circus na het andere worden opgetuigd, deinend op de golven van de kunstmarkt. In de huidige kunstwereld kun je nog moeilijk verrast worden; dan moet je er echt zelf op uit en meer en meer eigen, autonome lijnen uitzetten. Ik vermoed echter dat de huidige situatie zeer kwetsbaar is en niet nog jarenlang zal voortduren. Zoals Charlie Finch onlangs schreef over de lezers van het internationale kunsttijdschrift Artforum in zijn artikel ‘Tired of Art?’: “How long can the same 35,000 people circle-jerk each other until they are blinded by the come?

Maurice van Valen, Amsterdam

Hoofdzonden

Ik bewonder Beatrijs Ritsema om haar onafhankelijke geest en haar beschavingsniveau, dat in deze tijd misschien wat anachronistisch aandoet, maar voor mij de belichaming is van de hoop dat het toch nog goed kan komen.

De hoofdzonden van Gregorius de Grote worden door haar echter niet helemaal op hun universele en tijdloze waarde geschat. Het valt op dat mevrouw Ritsema in haar artikel in HP/De Tijd van 24 maart steeds verwijst naar God, terwijl de hoofdzonden juist zo geformuleerd zijn dat ze geldig zijn voor het intermenselijke verkeer zowel als, zo je dat wilt, voor de relatie tot God. Niet-gelovigen kunnen evenzeer lering trekken uit de hoofdzonden. En hoewel de hoofdzonden wellicht nu wat archaïsch geformuleerd zijn, is het absoluut niet nodig er nieuwe moderne termen voor te bedenken. 

Een echte vertaling naar de moderne tijd zou zijn geweest als er een formule voor deugden in plaats van voor zonden gevonden zou zijn. De moderne tijd na de Verlichting heeft immers het leven veel meer geformuleerd als een uitdaging met positieve invalshoeken als beloning dan in de donkere Middeleeuwen het geval was.De zeven deugden zouden dan ongeveer als volgt kunnen luiden: bescheidenheid, vrijgevigheid, kuisheid, ingetogenheid, matigheid, grootmoedigheid en vlijt. Deze begrippen omvatten zonder twijfel de nieuwe hoofdzonden die in het artikel worden geformuleerd. Wat een heerlijkheid moet het zijn te leven in een land waar men zich houdt aan deze deugden. 

R.B.P. de Brouwer, Riel

Inschrijven nieuwsbrief

Met uw donatie steunt u de onafhankelijke journalistiek van HP/De Tijd. Word donateur of word abonnee, al vanaf €5 per maand.

Onderwerpen