Spring naar de content

Afscheid van een rafelige regisseur

Martin Schouten belicht in zijn toneeldagboek de hoogte- en dieptepunten van de Nederlandse theaterwereld.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Martin Schouten

Donderdag 2 juni

Helaas. Dat is het laatste woord van Bérénice van Racine en dus ga je er bij een voorstelling eens extra voor zitten om te horen wat een acteur daarmee doet. Maar dat zitten viel niet mee in de voorstelling die toneelgroep Stan gemaakt had van dit classicistische drama over een Romeinse keizer die verscheurd wordt tussen liefde en plicht. Het publiek zat in de Brakke Grond op houten krukjes in het midden van de zaal, en de vier spelers liepen door het publiek of eromheen. Een belegen vormideetje, het publiek als decor, en slecht voor de concentratie op de gebeeldhouwde verzen van Racine. Alhoewel, verzen? Daar viel niet veel van te horen in de Engelse vertaling die gebruikt werd in deze Vlaams-Portugees-Schotse coproductie. De keizer sprak Engels als een Nederlandse politicus, niet om aan te horen dus. Jammer, want als die man in het Nederlands speelt, is het een voortreffelijk acteur. Zijn Portugese tegenspeler kreeg het Engels beter uit de bek, maar ook hij stond onder aan de berg materiaal machteloos naar boven te kijken. Een Nederlandse, die zo te horen Engels als tweede moedertaal heeft, stond op gelijke hoogte met het materiaal, was goed verstaanbaar en bracht levendigheid in. Maar alleen de enige echte native speaker van het viertal, Cathy Naden, stond boven het materiaal en kon daar dus echt mee spelen. Geweldige actrice, ongetwijfeld geschoold in de verzen van Shakespeare, met fraseringen waardoor je op het puntje van de kruk zou zijn gaan zitten als die niet rond was geweest. En dat helaas? Dat viel uit de mond van een van de heren dood op de grond. Helaas.

Abboneer op een lidmaadschap

Flinke korting op een digitaal jaarabonnement

Sluit nu voordelig een abonnement af en maak kennis met de journalistieke kracht van HP/De Tijd. (Op elk moment opzegbaar.)

Word abonnee

Vrijdag 3 juni

Regisseur Johan Simons, sinds twintig jaar de krachtcentrale van toneelgroep Hollandia, verhuist naar Gent en dat betekent het eind van een groep die theatergeschiedenis heeft geschreven. Voor de afscheidsvoorstelling bestelden ze bij Tom Lanoye een tekst, Fort Europa, waarvan in coproductie met de Wiener Festwochen een voorstelling werd gemaakt. 

Wenen kreeg de première, en deze week begon de laatste reeks voorstellingen in Utrecht, in het gebouw waaruit de sociale dienst is vertrokken. Aan een van de muren hangt nog het lichtbakje met de woorden ‘uw nummer’ en ‘uw kamer’, en het publiek zit op de stoelen waarop uitkeringstrekkers hebben gezeten. De spelers doen hun werk tussen en rond die stoelen, maar anders dan bij Stan was het publiek hier niet louter decor. De spelers gebruikten de stoelen ook om te wachten op hun beurt, en suggereerden zo dat ze onderdeel waren van het publiek. Ze zaten daar met tassen, alsof ze net hadden gewinkeld of zo meteen op reis zouden gaan. Dat moet in het Südbahnhof in Wenen, waar ze tussen de reizigers speelden, nog beter hebben gewerkt dan in de wachtkamer van de sociale dienst. 

Europa, ach, Europa. Dat is het thema waarover Lanoye een reeks monologen heeft geschreven. Wat doen we hier nog? Misschien is het maar het beste om weg te gaan uit dit tot ondergang gedoemde avondland. Niemand zegt: nee, blijf! Van een echt toneelstuk met een conflict is dus geen sprake, en daar zie je de regie mee worstelen. Alle gelegenheid dus om intussen de gedachten te laten gaan over wat we aan Hollandia verliezen.

De naam is een nadrukkelijke verwijzing naar Discordia van Jan Joris Lamers, die zoveel ontwikkelingen in het Nederlandse theaterlandschap in gang heeft gezet. Als de regie de boel verlevendigt met muzikale intermezzi moet ik ook denken aan de allang niet meer bestaande toneelgroep Baal van Leonard Frank, pionier van het muziektheater. Met deze voorbeelden in het hoofd begon Hollandia in de jaren tachtig te spelen in landbouwkassen, autosloperijen en verlaten fabrieken. In die lokatievoorstellingen vonden ze een eigen stijl, waarmee ze de afgelopen jaren ook de schouwburgen hebben veroverd. Voorstellingen van Hollandia waren state of the art, en Simons brak internationaal door als regisseur. 

Met dit Fort Europa als laatste lokatievoorstelling begaf Simons zich op het gladde ijs van het politieke theater. Ik nam de door Lanoye geformuleerde algemeenheden welwillend tot me (‘De zin van het leven is het leven zelf’), maar was toch opgelucht toen de voorstelling opeens een andere wending nam. Het getrippel tussen en rond de stoelen hield op, er werden een paar tafels naar het midden gereden en daarop werd de rest van de voorstelling gespeeld. Théâtre en rond, daar kwam het nu op neer. Zeer bevorderlijk voor de concentratie dat je nu maar naar één plek hoefde te kijken. Op de tafels speelden drie kanonnen
van actrices dat ze hoeren waren, met teksten waarin Lanoye ook opeens de geest scheen te hebben gekregen, los-
gezongen van het thema. Wat je dan ook onvermijdelijk krijgt, is het effect van een battle, zo-als tussen tenorsaxofonisten op een jazzpodium. Hier waren Elsie de Brauw, Chris Nietvelt en Betty Schuurman aan het uitpakken, en dat was genieten. Ik zag ook meteen het stuk voor me dat je rond deze act zou kunnen optrekken, met een tegenstem die de dames onderuit probeert te halen; ja, ik had die stem zelfs al gehoord in het eerste deel, uit de mond van Aus Greidanus jr. Heerlijk, die niet-beoogde uitnodiging om mee te denken met de schrijver en de regisseur. Ook dat was vaak een kenmerk van de lokatievoorstellingen van Simons, dat ze vaak niet ‘af’ waren, en dat was er dan ook weer de kracht van, dat rafelige, zoals nu, ver van alle geliktheid.

Dag Hollandia, en bedankt.  

Zondag 5 juni

Het muziektheater in Nederland is, met alle respect voor Leonard Frank, begin jaren zeventig uitgevonden door jazzjongens. Willem Breuker was de eerste, en Misha Mengelberg had toen ook een voorstelling: Hé hé hé waar is de marechaussee. Kwam hij op met een tas waaruit sinaasappels rolden en kreeg hij op zijn donder van zijn vrouw.  

Mengelberg is de Jan Joris Lamers van de Nederlandse jazz. Een man met een enorme invloed, ook internationaal. Onlangs trad hij een paar weken op in New York, op uitnodiging van zijn bewonderaar John Zorn. Vandaag is hij zeventig geworden en dat is gevierd in het Bimhuis, drie avonden lang, met optredens van zijn ICP-orkest en gastsolisten. Wat me weer trof, is de huiselijkheid van, zeg, die boodschappentas met sinaasappels. Hij woont achter de vleugel en is daar niet gevangen door de plicht, welnee, hij verdwijnt soms een tijdje als hij vindt dat zijn aanwezigheid niet noodzakelijk is en komt dan weer terug met een plastic tas waaruit hij een doos Kleenex pakt die hij op de vleugel zet. Hij kondigt geen nummers aan en steekt dan opeens een verhaaltje af over hoe een nummer is ontstaan. Wat je hoort en ziet is vrijheid, maar ook humor, intelligentie en warmte. 

Fluxus meets bebop, daar komt het uit voort. Soms is de muziek piep-knor, meestal overigens zonder knor, en dan hoor je weer genereuze solo’s met prachtige melodieën en rijke akkoorden waarmee hij voortbouwt op het werk van grote voorgangers als Thelonious Monk en Herbie Nichols. Gisteren pakte hij me met een solo in Just Friends, die uitliep op met de onderarmen en vuisten aangeslagen clusters die, raar maar waar, iets peinzends hadden. Vanavond vrolijkte hij ons op met zijn Welbeleefde groet van de kameel, waarin een stoel wordt verzaagd tot, jawel, een kameel die dan nog heel lang en heel eentonig door de woestijn sjokt.  

Inschrijven nieuwsbrief

Met uw donatie steunt u de onafhankelijke journalistiek van HP/De Tijd. Word donateur of word abonnee, al vanaf €5 per maand.